Quickscan flora en fauna

In Nederland zijn beschermde plant en diersoorten opgenomen in de Wet natuurbescherming. Bij iedere ruimtelijke ontwikkeling is het verplicht om te onderzoeken of beschermde planten en dieren gebruik maken van de locatie waar de werkzaamheden plaatsvinden.

Quickscan flora en fauna

In Nederland zijn beschermde plant en diersoorten opgenomen in de Wet natuurbescherming. Bij iedere ruimtelijke ontwikkeling is het verplicht om te onderzoeken of beschermde planten en dieren gebruik maken van de locatie waar de werkzaamheden plaatsvinden.

Wanneer is een Quickscan flora en fauna nodig?

Dit geldt zowel voor het buitengebied als de stedelijke omgeving. Om de aanwezigheid van beschermde soorten in kaart te brengen wordt een ecologische quickscan uitgevoerd. Op basis van literatuur onderzoek (zoals de Nationale Databank Flora en Fauna, NDFF) en veldbezoek wordt bepaald welke soorten mogelijk gebruik maken van de locatie. Eventuele gevolgen voor uw project worden op deze wijze vroegtijdig in kaart gebracht. Daarnaast wordt bepaald of de plannen een (mogelijk) negatief effect hebben op nabijgelegen Natura 2000 gebieden of andere natuur.

De Quickscan wordt op de volgende wijze toegepast:

1. Literatuurstudie: op basis van reeds beschikbare verspreidings gegevens uit naslagwerken, rapporten, invoerportalen en het NDFF wordt in kaart gebracht welke soorten op de locatie en in de directe omgeving voorkomen. 

2. Veldbezoek: een ecologisch adviseur beoordeeld op de locatie welke ecotypen aanwezig zijn en zoekt naar sporen en individuen van (beschermde) flora en fauna. Tevens wordt beoordeeld welke functies een locatie kan hebben voor beschermde flora en fauna. 

3. Inschatting aanwezige soorten: op basis van de literatuurgegevens en de verzamelde gegevens tijdens het veldbezoek wordt voor elke soortgroep geanalyseerd of de locatie een bepaalde functie heeft. 

4. Toets effecten aan de Wet natuurbescherming: de aanwezigheid en beschermde status van soorten wordt in relatie tot de voorgenomen activiteiten getoetst aan de regels van de Wet natuurbescherming. 

5. Conclusie en aanbevelingen: in een praktische conclusie wordt beschreven of er effecten optreden voor beschermde soorten en welke eventuele vervolgstappen noodzakelijk zijn. In de aanbevelingen worden maatregelen beschreven die schade aan alle flora en fauna voorkomen of die specifiek overtreding van de Wet natuurbescherming voorkomen. 

6. Rapportage: de omvang van de rapportage wordt afgestemd op het project waarbij volledigheid voor het desbetreffende project het uitgangspunt is.